Dit zijn de belangrijkste wijzigingen op internationaal gebied

20 september 2022
Artikel

In het Belastingplan 2023 zijn een aantal wijzigingen op internationaal gebied opgenomen. We zetten de belangrijkste wijzigingen voor u op een rij.

Portretfoto van Daniel van Meijgaarden
Neem contact op met:
Daniël van Meijgaarden Senior belastingadviseur
wereldkaart met vlaggetjes

Wijziging 30%-regeling

Werknemers die vanuit het buitenland in Nederland komen werken, kunnen maximaal 30% van hun belastbare loon onbelast vergoed krijgen met de 30%-regeling. Vanaf 1 januari 2024 geldt voor de 30%-regeling een plafond ter hoogte van de norm die is opgenomen in de Wet Normering Topinkomens. Deze WNT-norm is beter bekend als de Balkenendenorm en bedraagt in 2022 € 216.000. Door de wijziging kan de 30%-regeling nog worden toegepast tot maximaal de WNT-norm, waardoor maximaal € 64.800 onbelast kan worden vergoed. Voor lagere salarissen kan nog steeds de volledige 30% onbelast vergoed worden, als rekening is gehouden met de minimum salariseis. Mocht deze vergoeding ontoereikend zijn voor de extraterritoriale kosten, dan kan men in plaats van de 30%-regeling nog steeds zonder maximering de daadwerkelijk gemaakte extraterritoriale kosten onbelast vergoed krijgen.

Het bedrag van de WNT-norm ligt in 2024 naar verwachting hoger, omdat dit bedrag is gekoppeld aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid.

Daarnaast wordt voorgesteld dat per kalenderjaar een keuze kan worden gemaakt voor het vergoeden van de extraterritoriale kosten op declaratiebasis dan wel op basis van de 30%-regeling. Met het vergoeden van de extraterritoriale kosten op basis van de 30%-regeling worden administratieve lasten voorkomen.

Overgangsregeling

Voor werknemers waarbij de 30%-regeling over het laatste loontijdvak van 2022 al is toegepast, betekent de voorgestelde overgangsregeling dat de aftopping van de 30%-regeling pas vanaf 1 januari 2026 toegepast kan worden.

Voor werknemers die vanaf 1 januari 2023 toetreden tot de 30%-regeling is reeds op voorhand duidelijk dat met ingang van 1 januari 2024 aftopping van het maximaal in aanmerking te nemen bedrag aan de orde kan zijn, waardoor zij geen beroep kunnen doen op de overgangsregeling.

Maatregelen tegen belastingontwijking

Minimumtarief winstbelasting (pijler 2)

De Europese Commissie heeft een richtlijnvoorstel uitgebracht voor een effectief minimum belastingtarief voor multinationals van 15%. Het voorstel is van toepassing op in de EU gevestigde groepsentiteiten of onderdelen daarvan met een omzet van minimaal € 750 mln.

Het voorstel bestaat uit twee onderdelen:

  • Income inclusion rule (IIR). Het land waar de moedervennootschap is gevestigd, moet belasting bijheffen als de winsten in het buitenland lager worden belast dan het minimum.
  • Undertaxed payments rule (UTPR). Als het land waar de moedervennootschap is gevestigd niet voldoende belasting (bij)heft, dan mogen andere landen op basis van de UTPR bijheffen. Hierdoor wordt voorkomen dat de UTPR kan worden omzeild door de moedervennootschap te vestigen in een land dat de UTPR niet toepast.

Het voorstel is om 1 januari 2023 aan te houden als implementatiedatum, waarbij de UTPR per 1 januari 2024 in werking treedt. Vooralsnog zijn echter niet alle lidstaten akkoord, waardoor het voorstel mogelijk wordt uitgesteld.

Verstrekken gegevens door platformexploitanten (DAC 7)

Er komt een algehele rapportageplicht voor platformexploitanten op basis van de recente richtlijn DAC 7. Platformexploitanten moeten aan de Belastingdienst doorgeven hoeveel inkomsten de aangesloten bedrijven en particulieren hebben behaald via het platform. Het gaat om de inkomsten die voortvloeien uit de verkoop van goederen en diensten en de verhuur van vastgoed. De rapportageverplichting geldt voor ingezetenen van de EU en voor platformexploitanten die een commerciële activiteit in de EU uitoefenen. Het gaat hierbij om platformexploitanten die geen fiscaal ingezetenen van een EU-lidstaat zijn en die niet zijn opgericht in overeenstemming met de wetten van een EU-lidstaat en die niet hun plaats van leiding of een vaste inrichting in een EU-lidstaat hebben (buitenlandse platformexploitanten).

Nederland moet uiterlijk op 31 december 2022 de bepalingen vaststellen om aan de richtlijn te voldoen. De bepalingen worden van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Aanpassing dividendbelasting

De dividendbelasting wordt op een aantal punten aangepast.

  • Op verzoek van de inhoudingsplichtige kan de inspecteur het gestorte kapitaal vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking. Dit was voorheen alleen mogelijk voor een bv/nv. Dit wordt uitgebreid voor andere lichamen.
  • De term ‘rechtspersoon’ in de bepaling tegen dividendstripping kan in de praktijk beperkend werken. Zo werkt het niet voor een niet-transparant lichaam zonder rechtspersoonlijkheid. Om deze reden wordt voorgesteld de term ‘rechtspersoon’ te vervangen door ‘lichaam’.
  • Dividendbelasting wordt geheven naar de opbrengst van aandelen en winstbewijzen. Vergoedingen voor kapitaalverstrekkingen worden echter niet expliciet genoemd als heffingsobject in de dividendbelasting. Er bestaat daardoor een verschil tussen de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting. In de vennootschapsbelasting zijn die vergoedingen niet aftrekbaar. Het voorstel is om dit recht te trekken. Komt een vergoeding bij het bepalen van de winst in de vennootschapsbelasting niet in aftrek vanwege het karakter van kapitaal? Dan is heffing van dividendbelasting volgens het kabinet gerechtvaardigd.

Bronbelasting op dividend

Met ingang van 1 januari 2024 wordt een aanvullende bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties ingevoerd. Deze belasting sluit aan bij de sinds 1 januari 2021 bestaande bronbelasting op rente- en royaltybetalingen. De aanvullende maatregelen hebben betrekking op twee situaties.

  1. Als een dividenduitkering plaatsvindt binnen concernverband aan een lichaam dat is gevestigd in een land met een laag belastingtarief, waarmee Nederland een belastingverdrag heeft gesloten. Hierbij kan doorgaans een beroep worden gedaan op de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting, waardoor geen dividendbelasting wordt geheven. In dat geval komt er een bronheffing op dividend.  
  2. Als een dividenduitkering plaatsvindt door een zogenoemde niet-houdstercoöperatie aan een lichaam dat is gevestigd in een land met een laag belastingtarief. In deze situatie wordt geen dividendbelasting geheven, omdat niet-houdstercoöperaties niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting. Ook in dat geval wordt er een bronbelasting over het dividend geheven. Om samenloop van bronbelasting en dividendbelasting te voorkomen, komt er een samenloopregeling voor die gevallen waarin een dividend zowel onder de dividendbelasting valt, als onder de voorgestelde bronbelasting. De bronbelasting wordt in dat geval beperkt.

Het wetsvoorstel is zowel door de Tweede Kamer als de Eerste Kamer aangenomen en treedt op 1 januari 2024 in werking.

Openbare country-by-country reporting

Er komt een publieke openbaarmaking (public country-by-country reporting) van informatie over de winstbelasting op basis van een recente richtlijn van de EU. Multinationals waarbij geconsolideerde inkomsten van de groep, of de inkomsten van de op zichzelf staande onderneming, over twee opeenvolgende boekjaren € 750 mln overschrijden, moeten openbaar maken hoeveel winstbelasting zij betalen in elk EU-land.

Het verslag met informatie over de winstbelasting moet een lijst bevatten van alle dochterondernemingen, met betrekking tot het desbetreffende boekjaar, die zijn gevestigd in de EU of landen op de EU-lijst van jurisdicties die niet coöperatief zijn op belastinggebied. Het verslag moet ook informatie verstrekken over alle activiteiten van de verbonden ondernemingen van de groep, geconsolideerd in de financiële overzichten van de uiteindelijke moederonderneming, of, afhankelijk van de omstandigheden, over alle activiteiten van de op zichzelf staande onderneming. De publicatieplicht ligt in eerste instantie bij de uiteindelijke moederonderneming. Oefent een groep uitsluitend via dochterondernemingen of bijkantoren activiteiten binnen de EU uit? Dan moeten die dochterondernemingen en bijkantoren het verslag van de uiteindelijke moederonderneming openbaar en toegankelijk maken.

Nederland moet de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 22 juni 2023 aan de richtlijn te voldoen. De bepalingen gelden dan uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van het eerste boekjaar dat op of na 22 juni 2024 van start gaat. Er is inmiddels een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

Bekijk alle fiscale wijzigingen uit het Belastingplan 2023.

Meer weten?

Wilt u meer weten over de belangrijkste wijzigingen op internationaal gebied? Neem contact op met Daniël van Meijgaarden, via telefoonnummer 0165-531348 of stuur Daniël een e-mail.

Wilt u meer weten over de belangrijkste wijzigingen op internationaal gebied? Onze specialist helpt u graag verder!

E-mail Daniël
Aanmelden nieuwsbrief

Aanmelden nieuwsbrief

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws
Meld u direct aan