Adjustment box 3 tax levy

26 September 2022
Article

The (investment) assets of taxpayers are taxed in box 3. In box 3, up to the 2021 Christmas ruling, a tax on investment income was levied based on a statutory rate (also known as a flat rate). On 24 December 2021, the Supreme Court ruled that this box 3 tax levy violated the European Convention on Human Rights (ECHR). This requires the government to adjust the box 3 tax levy.

Portrait photo of Luc Adriaansen
Written by:
Luc Adriaansen Tax advisor
Co-worker working on a laptop

No compensation for taxpayers who have not submitted an objection

The government has decided not to compensate savers who did not file objections for the years 2017 to 2020 in relation to overpayment of investment yield tax (box 3). Consequently, these taxpayers, known as ‘non-objectors’, cannot claim a personal income tax refund.

2023-2025

For the years 2023 through 2025, assets will be taxed based on the flat-rate savings variant that distinguishes between savings, other assets and debts. Each category will be assigned its own rate of return that matches the actual yield for the year in question.

As of 1 January 2023, the rate in box 3 will rise to 32% (in 2022: 31%). Tax is due on the amount of savings and/or investments above the tax-free allowance. The tax-free allowance will also increase as of 1 January 2023, amounting to €57,000 per person. Tax partners can therefore jointly own €114,000 in savings and/or investments without having to pay tax on them.

The rates of return per asset category are as follows in 2023:

Asset category Flat rate of return
Savings 0,01%
Other assets 5,69%
Debts 2,46%

 

Do you require more information?

Would you like more detailed information about the box 3 tax levy? Our tax advisors will be happy to help. Please contact Luc Adriaansen, tax advisor, by e-mail.

Tarieven voor AOW-gerechtigden

De tarieven voor AOW-gerechtigden wijken licht af van bovenstaande tabel, omdat zij geen AOW-premie betalen. De tarieven voor AOW-gerechtigden zijn als volgt voor iedereen geboren vóór 1 januari 1946:

  2022 2023
1e schijf 19,03% 19,07%
2e schijf 36,93% 36,97%
3e schijf 49,50% 49,50%
     
Inkomen schijf 1 tot € 38.703 tot € 40.077
Inkomen schijf 2 vanaf € 38.703 tot € 73.031 vanaf € 40.077 tot € 75.624
Inkomen schijf 3 vanaf € 73.031 vanaf € 75.624

 

Box 2 

In box 2 vallen inkomsten uit een zogenaamd aanmerkelijk belang (meestal een aandelenbelang van 5% of hoger). Hierbij kunt u denken aan dividenduitkeringen en winsten behaald bij verkoop van aanmerkelijkbelangaandelen.

Met ingang van 2024 veranderen de tarieven. Tot een inkomen van € 67.000 (per fiscale partner) bedraagt het tarief in box 2 dan 24,5%. Het meerdere wordt belast tegen 33%.

Box 3

In box 3 vindt belastingheffing plaats over (privé)vermogen van belastingplichtigen. In box 3 werd tot het Kerst-arrest uit 2021 een vermogensinkomstenbelasting geheven op basis van een wettelijk vastgesteld percentage (ook wel forfaitair rendement). Op 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat deze box 3-heffing in strijd is met het Europees verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Het kabinet moet hierdoor de heffingssystematiek in box 3 aanpassen.

Uitstel invoer nieuw box 3-stelsel
Het invoeren van het nieuwe box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement is (nogmaals) uitgesteld, nu van 2026 naar 2027. Dat betekent dat de overbruggingswet box 3 in ieder geval nog tot en met 2026 van kracht blijft.

Overbruggingswet box 3 2024-2026
Voor de jaren 2024 tot en met 2026 wordt vermogen belast op basis van de forfaitaire spaarvariant, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen spaargeld, overige bezittingen en schulden. Elke categorie krijgt een eigen rendementspercentage dat aansluit bij het werkelijke rendement van het betreffende jaar. De rendementspercentages van 2024 worden op een later tijdstip bekend gemaakt.

Per 1 januari 2024 stijgt het tarief in box 3 wel naar 36% (in 2023: 32%). Voor het bedrag aan spaargeld en/of beleggingen dat boven het heffingsvrije vermogen valt, is belasting verschuldigd. Het heffingsvrije vermogen blijft gelijk en bedraagt € 57.000 per persoon. Fiscale partners kunnen dus gezamenlijk € 114.000 aan spaargeld en/of beleggingen bezitten, zonder dat zij hierover belasting hoeven betalen.

Heffingskortingen

In 2024 wijzigen sommige heffingskortingen. Voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd wordt de maximale algemene heffingskorting verhoogd naar € 3.374 (in 2023: € 3.070) en de maximale arbeidskorting wordt verhoogd naar € 5.553 (in 2023: € 5.052). De maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt in 2024 hoger en bedraagt € 2.961 (in 2023: € 2.694).

Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd vinden de volgende wijzigingen per 1 januari 2024 plaats:

  • het maximum van de algemene heffingskorting wordt verhoogd naar € 1.741 (in 2023: € 1.583);
  • de ouderenkorting wordt verhoogd naar € 2.017. (in 2023: € 1.835). 

De alleenstaandeouderekorting wordt verhoogd naar € 526 (in 2023: € 478)  

Afbouw algemene heffingskorting

Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. De hoogte van de algemene heffingskorting is afhankelijk van het inkomen uit werk en woning (box 1). Vanaf een box 1-inkomen van €24.904 (2023: €22.660) wordt de korting afgebouwd naar nihil bij een inkomen van € 75.624 of meer. Het kabinet maakt de hoogte van de algemene heffingskorting vanaf 2025 afhankelijk van het verzamelinkomen (het totaal van het inkomen in box 1, box 2 en box 3).

Wijziging inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)

Het kabinet stelt voor om de co-ouderschapsregeling voor de IACK per 1 januari 2024 in de wet op te nemen aan te passen. Hierdoor kunnen co-ouders alleen beiden in aanmerking komen voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende het kalenderjaar gelijkelijk hebben verdeeld. Dit betekent dat het kind dan ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft.

Daarnaast wordt het afschaffen van de IACK uitgesteld van 2025 naar 2027. Wel wordt de IACK voor alle ouders die op basis van hun inkomens- en gezinssituatie recht hebben op de IACK, inclusief ouders van kinderen geboren na 31 december 2024, afgebouwd in negen stappen.

Tarieven vennootschapsbelasting

De vennootschapsbelasting kent twee tariefschijven. Winsten tot € 200.000 belast tegen 19% .Voor winsten vanaf € 200.000 bedraagt het tarief 25,8%. Er vinden in 2024 geen wijzigingen plaats met betrekking tot deze tarieven. Wel wijzigen er andere zaken in de Vennootschapsbelasting. Bekijk ze in dit artikel

Tarieven overdrachtsbelasting

Heffing van overdrachtsbelasting vindt plaats bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen. De overdrachtsbelasting kent per 2024 drie tarieven:

  • één voor niet-woningen en woningen die door de verkrijger niet als hoofdverblijf gebruikt worden. Het tarief hiervoor is 10,4%. Dit tarief wijzigt niet in 2024.
  • één voor woningen die door de verkrijger als hoofdverblijf gebruikt worden. Het tarief hiervoor bedraagt 2%. Dit tarief wijzigt niet in 2024
  • Bij indirecte vastgoedoverdracht via aandelentransacties gaat per 1 januari 2024 een tarief gelden van 4% (zie ook Wijziging in de vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aandelentransacties).

Meer weten?

Bij ABAB zijn we graag van betekenis. Door kennis te delen, advies te geven en voor inzicht te zorgen. Wilt u meer weten over de gewijzigde tarieven en heffingskortingen? Onze fiscale adviseurs helpen u graag. Neem contact op met Luc Adriaansen, belastingadviseur, via e-mail.

Bekijk alle fiscale wijzigingen uit het Belastingplan 2024

Would you like more information? Our specialist will gladly assist you.

Email Luc