Nieuw mestbeleid: kiest u voor grondgebonden of mestverwerking?

19 oktober 2021
Artikel

Het nieuwe mestbeleid stelt veehouders voor keuzes met grote financiële impact. In de toekomst wordt een volledig grondgebonden melkveehouderij en rundvleesveehouderij voorzien. Van de intensieve veehouderij (met name varkens, pluimvee en vleeskalveren) wordt verwacht dat zij alle mest verwerken.

Portretfoto van Wim Dirks
Neem contact op met:
Wim Dirks Agrarisch bedrijfsadviseur
Nieuw mestbeleid: kiest u voor grondgebonden of mestverwerking?

Contouren voor het mestbeleid

Het toekomstige mestbeleid moet de huidige wet- en regelgeving vereenvoudigen. Het is een opmaat naar emissiearme en kringlooplandbouw, verdere verbetering van de waterkwaliteit en reductie van broeikasgas- en stikstofemissies. De contouren voor het mestbeleid gaan verder dan deze kabinetsperiode of het komende actieprogramma Nitraatrichtlijn. Om tot de gewenste grondgebondenheid en mestverwerking te komen, verwacht minister Schouten minstens tien jaar nodig te hebben.

Grondgebonden veehouderij

Een bedrijf is grondgebonden als alle geproduceerde mest op het eigen bedrijf of op de grond van een collega in een (regionaal) samenwerkingsverband kan worden aangewend om daarmee de voer-mestkringloop te sluiten. Het nieuwe mestbeleid moet de mestproductie met de mestplaatsingsruimte in overeenstemming brengen, maar ook met bijvoorbeeld een maximaal aantal dieren en/of een maximale melkproductie per hectare. Bovenal moet het stelsel eenvoudig en eenduidig zijn.



Er kunnen verschillende gradaties van grondgebondenheid worden onderscheiden, van zeer extensief tot een intensievere bedrijfsvoering waarbij op basis van derogatie en mogelijk bedrijfsspecifieke verantwoording alle mest op eigen grond of op grond in een regionaal samenwerkingsverband, kan worden geplaatst. Voor de melkveehouderij is een situatie waarin melkveehouders alle mest verwerken, onwenselijk. Eerder is namelijk de grondgebonden groei van de melkveehouderij ingevoerd. Melkveehouders die, in verhouding met het aantal koeien dat zij houden, over weinig land beschikken, worden gestimuleerd om hun bedrijf grondgebonden te maken.

Niet-grondgebonden veehouderij

Een bedrijf is niet-grondgebonden als alle geproduceerde mest wordt afgevoerd en verwerkt. De intensieve veehouderij (met name varkens, pluimvee en vleeskalveren) beschikt niet over voldoende eigen grond, waardoor het overgrote deel er waarschijnlijk voor kiest om alle mest te verwerken. Het is voor deze sectoren wel mogelijk om te kiezen voor grondgebondenheid. Dit maakt transparantere meststromen, het professionaliseren van mestverwerking door de intensieve sectoren en het grondgebonden maken van de melkveehouderij mogelijk.

Een toekomst waarin alle geproduceerde mest van niet-grondgebonden bedrijven wordt verwerkt, vergt investeringen en veranderingen in bedrijfsmanagement. De toename van mestverwerking, in combinatie met stalaanpassingen waarmee mest snel uit stallen wordt gehaald en in dunne en dikke fractie wordt gescheiden, moet leiden tot een grotere beschikbaarheid en daarmee toepassing van mest(stoffen) van hogere kwaliteit. Dit draagt bij aan een eenvoudigere borging van de mestafvoer, minder administratieve lasten en het voorkomen van weeg- en bemonsteringskosten. Additioneel voordeel is de afname van stikstof- en broeikasgasemissies en de waardestijging van de dierlijke mest als verwerkt mestproduct en groene energie.

Grondgebondenheid moet in de context van het gehele mest- en landbouwbeleid, zoals bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, de gebruiksnormen en stelsels van productierechten, worden gezien. Ondernemers kunnen dan zelf de afweging maken hoe zij, passend bij hun bedrijfsvisie, het beste invulling geven aan een grondgebonden melkveehouderij. Een bedrijfsspecifieke verantwoording, op basis van de aanwezige innovaties, kan mogelijk een rol spelen binnen grondgebondenheid. Bedrijfsspecifieke verantwoording kan alleen ontstaan in een betrouwbare en controleerbare werkwijze. Een dergelijke werkwijze is er nu nog niet. Voor extensieve bedrijven is de mestregelgeving en bijbehorende administratieve last op dit moment al beperkter. Het is belangrijk dat dit niet toeneemt.

Verbeteren waterkwaliteit

De grootste uitdaging bij het behalen van de waterkwaliteitsdoelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water ligt in de zand- en lössgronden. Intensieve vruchtwisseling met uitspoelinggevoelige, ondiep wortelende teelten, zoals consumptieaardappelen en prei, op droge uitspoelinggevoelige zand- en lössgronden leidt tot te hoge nitraatconcentraties in het grondwater en te veel belasting van het oppervlaktewater. De simpelste oplossing voor dit probleem, maar een zeer ingrijpende voor de landbouwers in die gebieden, is het stellen van beperkingen aan teelten of zelfs een verbod op uitspoelinggevoelige gewassen op uitspoelinggevoelige gronden. Innovaties, zoals teelten boven/los van de grond, kunnen er in deze gebieden voor zorgen dat meststoffen niet direct in oppervlakte- en grondwater terechtkomen.

Meer weten?

Wilt u meer weten over het nieuwe mestbeleid? Neem contact op met Wim Dirks, agrarisch bedrijfsadviseur, via telefoonnummer 040-2942773 of stuur Wim een e-mail.

Wilt u meer weten over het mestbeleid? Onze specialist helpt u graag verder!

E-mail Wim
Portretfoto van Wim Dirks
Agrarisch bedrijfsadviseur
Bel
040-2942773
Aanmelden nieuwsbrief

Aanmelden nieuwsbrief

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws
Meld u direct aan
Volg ABAB op Facebook

Volg ABAB op Facebook

Blijf op de hoogte van het laatste nieuws via onze Facebookpagina
Volg ons nu