Internationale btw: drie belangrijke uitspraken Hof van Justitie
Naast de actualisering van het besluit omtrent de vaste inrichtingen en de aanvulling op de regeling voorraad op afroep zijn er nog een aantal uitspraken gedaan door het Hof van Justitie die gevolgen hebben voor de btw op internationaal gebied. De drie belangrijkste op een rij.

1. Hof van Justitie Danske Bank
Op 11 maart 2021 oordeelde het Hof van Justitie dat het hoofdkantoor van Danske Bank en haar Zweedse vaste inrichting als twee aparte belastingplichtigen moeten worden beschouwd als het hoofdkantoor diensten verricht voor de vaste inrichting en het hoofdkantoor deel uitmaakt van een Deense fiscale eenheid. In het arrest Skandia kwam het Hof van Justitie eerder al tot eenzelfde oordeel. Toen ging het echter om dienstverlening tussen een Amerikaans hoofdkantoor en een Zweedse vaste inrichting die deel uitmaakt van een Zweedse fiscale eenheid.
Dit betekent dat er in de ogen van het Hof van Justitie btw-heffing aan de orde is bij dienstverlening tussen een hoofdkantoor en een vaste inrichting als één van de twee behoort tot een (Europese) fiscale eenheid voor de btw. De Hoge Raad van Nederland volgt deze visie echter niet. In een arrest uit 2002 overwoog de Hoge Raad namelijk dat zowel het buitenlandse hoofdhuis als de vaste inrichting in Nederland behoren tot de Nederlandse fiscale eenheid als de vaste inrichting in Nederland behoort tot een Nederlandse fiscale eenheid. Dit geldt ook in de omgekeerde situatie: als er sprake is van een Nederlands hoofdhuis dat behoort tot een Nederlandse fiscale eenheid met buitenlandse vaste inrichtingen.
2. Hof van Justitie Titanium Ltd
Titanium Ltd is een in Jersey gevestigde vastgoedbeheerder. Via een Oostenrijkse vastgoedbeheerder verhuurt Titanium onroerende zaken in Oostenrijk aan Oostenrijkse ondernemers. De Oostenrijkse belastingdienst constateert dat Titanium Ltd met de verhuurde onroerende goederen beschikt over een vaste inrichting in Oostenrijk. Titanium Ltd is het hier niet mee eens.
Uiteindelijk oordeelt het Hof van Justitie dat Titanium Ltd niet beschikt over een vaste inrichting in Oostenrijk. Voor een vaste inrichting is immers vereist dat sprake is van een voldoende mate van duurzaamheid en een geschikte structuur om een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten mogelijk te maken. Hiervoor zijn zowel technische middelen als (eigen) personeel nodig.
De structuur van Titanium Ltd beschikt wel over de benodigde technische middelen om te verhuren (het onroerend goed), maar heeft geen eigen personeel tot haar beschikking om de verhuurdienst mogelijk te maken. De Oostenrijkse vastgoedbeheerder is namelijk niet in dienst bij Titanium Ltd. Om deze reden oordeelt het Hof van Justitie dat er geen sprake is van een vaste inrichting in Oostenrijk.
Wilt u onroerend goed gaan verhuren in een ander EU-land of doet u dat al? Dan is deze uitspraak van belang. In sommige gevallen kan een registratieverplichting in het betreffende EU-land namelijk worden voorkomen als er geen sprake is van een vaste inrichting.
3. Hof van Justitie Radio Popular
In dit arrest gaat het om een Portugese ondernemer die huishoudelijke apparaten en andere elektronische producten verkoopt. Hij biedt daarnaast ook de mogelijkheid aan om met een verzekeringsovereenkomst bij een derde de garantie op de aangekochte producten te verlengen. De ondernemer treedt hierbij dus op als tussenpersoon voor de verzekeraar. Hij brengt voor deze dienstverlening géén btw in rekening, maar brengt wel alle aan haar in rekening gebrachte btw als voorbelasting in aftrek.
In dit arrest gaat het Hof van Justitie ervan uit dat de bemiddelingsdienst een zelfstandige prestatie vormt, naast de verkoop van de huishoudelijke en elektronische apparatuur. Het Hof van Justitie overweegt dat de bemiddelingsdienst van de ondernemer een vrijgestelde verzekeringshandeling vormt, omdat hij in direct contact staat met zowel de verzekeraar als de (potentiële) verzekerde en hij daarbij handelingen verricht om deze twee partijen met elkaar in contact te brengen zodat zij een verzekeringsovereenkomst kunnen afsluiten.
Tot slot overweegt het Hof van Justitie dat verzekeringshandelingen geen bijkomstige financiële handelingen kunnen zijn. Dit betekent dat de ondernemer een pro-rata-berekening moet maken en dat de behaalde omzet met de door hem verrichte bemiddelingsdiensten niet uit deze berekening mogen worden geëlimineerd. Dit resulteert voor de ondernemer in een aftrekbeperking voor in rekening gebrachte btw voor ingekochte prestaties die betrekking hebben op zowel de btw-belaste verkoop van de elektronische apparaten als de btw-vrijgestelde bemiddelingsdiensten.
Bekijk de belangrijkste btw-wijzigingen op internationaal gebied
Meer weten?
Heeft u vragen over de uitspraken van het Hof van Justitie? Neem contact op met Anne Kin, belastingadviseur bij ABAB International, via telefoonnummer 013-5915125 of stuur Anne een e-mail.
Bekijk alle wijzigingen in de btw uit het Belastingplan 2022.