Hoofdlijnen basisvoorwaarden GLB 2023
Wilt u van 2023 tot en met 2027 de basispremie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) ontvangen, deelnemen aan de ecoregeling of ANlb-subsidie ontvangen? Dan moet u voldoen aan basisvoorwaarden: de ‘conditionaliteit’.

Hoe zien de basisvoorwaarden eruit?
De basisvoorwaarden lijken in hoofdlijnen op de huidige randvoorwaarden en vergroeningseisen. Er zijn echter wel wezenlijke verschillen, die veel impact kunnen hebben. Ondanks dat nog niet alle details bekend zijn, kunnen we wel een indruk geven van de inhoud van de basisvoorwaarden.
Conditionaliteit
Om vanaf 2023 basispremie GLB te kunnen ontvangen, moet u aan diverse basisvoorwaarden voldoen. Deze basisvoorwaarden worden ‘conditionaliteit’ genoemd. Alleen bedrijven die aan deze voorwaarden voldoen, kunnen in aanmerking komen voor steun vanuit de ecoregeling en/of het Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb).
Onderdelen conditionaliteit
De voorwaarden van conditionaliteit bestaan uit:
- beheerseisen (RBE’s), de randvoorwaarden;
- normen voor een ‘goede landbouw- en milieuconditie’ van de grond (GLMC’s).
Beheerseisen
De beheerseisen zijn gebaseerd op bestaande Europese regelgeving voor dierenwelzijn, I&R dieren, preventie en bestrijding dierziektes, bescherming van grond- en oppervlaktewater, behoud van de vogelstand en natuurlijke habitats en voedselveiligheid. Deze Europese regelgeving is voor een groot gedeelte opgenomen in de Nederlandse wet- en regelgeving. Ieder bedrijf moet al aan deze eisen voldoen. Feitelijk zijn dit geen extra eisen, maar er kan wel een korting worden opgelegd als u niet aan deze eisen voldoet.
GLMC’s
Vanaf 2023 gaan waarschijnlijk negen normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van de grond (GLMC’s) gelden. In tabel 1 staan deze GLMC’s weergegeven met daarbij de belangrijkste doelstelling. De exacte uitwerking van de GLMC’s is nog niet bekend, maar de gevolgen kunnen, afhankelijk van de bedrijfssituatie, fors zijn.
Tabel 1 GLB 2023-2027 en GLMC
GLMC |
Eisen en normen |
Belangrijkste doelstelling |
GLMC 1 |
Behoud van blijvend grasland |
Algemene waarborg tegen omschakeling naar andere landbouwtoepassingen met het oog op het behoud van de koolstofvoorraad |
GLMC 2 |
Bescherming van veengebieden en wetlands |
Bescherming van koolstofrijke bodems |
GLMC 3 |
Verbod op het verbranden van stoppels |
Handhaving van organisch bodemmateriaal |
GLMC 4 |
Bufferstroken langs waterlopen |
Bescherming van waterlopen tegen vervuiling en afvloeiing |
GLMC 6 |
Erosie tegengaan |
Minimaal grondbeheer op basis van specifieke omstandigheden ter plaatse om erosie tegen te gaan |
GLMC 7 |
Minimale bodembedekking |
Bescherming van bodems in winter |
GLMC 8 |
Gewasrotatie en -diversificatie |
Behoud van bodempotentieel |
GLMC 9 |
Niet-productief areaal en landschapselementen |
Instandhouding van niet-productieve kenmerken en oppervlakten ter verbetering van de biodiversiteit op landbouwbedrijven |
GLMC 10 |
Verbod op het ploegen van aangewezen kwetsbare blijvend grasland in Natura 2000-gebieden |
Bescherming van habitats en soorten |
GLMC 5 vervallen
De in de concept-EU-verordening opgenomen GLMC 5 ‘Duurzaam beheer van nutriënten’, is komen te vervallen.
Toelichting bij GLMC’s
Hieronder lichten we de hoofdregels van GLMC’s toe. Deze informatie is afkomstig uit de concept-EU-verordening en het Concept Nationaal Strategisch Plan (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid — Thema Groenblauwe architectuur (nsp-toekomstglb.nl)).
GLMC 1 Behoud van blijvend grasland
Het doel van deze voorwaarde is om het aandeel blijvend grasland op peil te houden. Omdat in de concept-EU-verordening staat dat het hier gaat om ‘een verhouding blijvend grasland ten opzichte van het landbouwareaal’, lijkt deze voorwaarde vergelijkbaar te worden met de huidige ‘blijvend graslandeis’ die op landelijk niveau van toepassing is.
GLMC 2 Bescherming van veengebieden en wetlands
De mogelijke gevolgen van deze maatregel voor de betreffende gebieden zijn nog niet bekend, maar deze kunnen groot zijn. In het ‘Concept Nationaal Strategisch Plan’ is aangegeven dat een scheur-/ploegverbod ingesteld kan worden en/of alleen grasland en een natte teelt worden toegestaan. Hierbij is een gebiedsgerichte vergoeding mogelijk.
GLMC 3 Verbod op het verbranden van stoppels
Het verbranden van (stro)stoppels is in Nederland al verboden.
GLMC 4 Bufferstroken
Deze voorwaarde houdt in, dat langs ‘waterelementen’ een bufferstrook van drie meter moet komen. Op de bufferstroken mogen geen meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.
Voor gebieden met veel sloten kan een uitzondering gemaakt worden. Deze uitzondering kan mogelijk gaan gelden voor bepaalde gebieden in Nederland. Het is nog niet duidelijk of dit ook voor heel Nederland van toepassing kan zijn. Deze onzekerheid maakt het lastig de impact van deze voorwaarde in te schatten.
GLMC 6 Erosie tegengaan
Het tegengaan van erosie geldt voor gronden met een bepaald hellingspercentage. Deze regels zijn binnen het huidige GLB met name van toepassing voor percelen in de provincie Limburg. De verwachting is dat de voorwaarden vergelijkbaar worden met de huidige regels om erosie tegen te gaan.
GLMC 7 Minimale bodembedekking
In de concept-EU-verordening is opgenomen dat in de ‘meest gevoelige periode(n)’ geen kale grond mag voorkomen. Het lijkt erop dat de teelt van (vang)gewassen in de winterperiode meer verplicht wordt. Daarbij is de belangrijke vraag hoe breed deze verplichting gaat gelden, vooral bij gewassen die (heel) laat in het jaar worden geoogst.
GLMC 8 Gewasrotatie en -diversificatie
Op bouwland wordt het toepassen van gewasrotatie een basiseis. Bij gewasrotatie moet op perceelniveau jaarlijks een ander gewas worden geteeld. Verplichte gewasrotatie geldt niet bij meerjarige gewassen, grassen en ander kruidachtige voedergewassen en braakliggend land.
In bepaalde gebieden kan ook gekozen worden voor vruchtwisseling met peulvruchten of gewasdiversificatie (huidige vergroeningseis). Iedere lidstaat mag zelf bepalen of deze mogelijkheid wordt ingevuld.
Nederland moet nog besluiten hoe deze voorwaarde er onder Nederlandse omstandigheden uitziet. Hierbij wordt nadrukkelijk bekeken wat de opties zijn van rustgewassen (mede vanwege klimaat-, bodem- en wateropgaven). De impact van deze maatregel is nu nog niet in te schatten en zal ook per bedrijf behoorlijk verschillen.
Bedrijven met minimaal 75% grasland of minder dan 10 hectare bouwland en biologische bedrijven zijn vrijgesteld van deze eis.
GLMC 9 Niet-productieve oppervlakte of landschapselementen
Bedrijven worden verplicht om een minimum aandeel niet-productieve oppervlakte of landschapselementen aan te leggen of in stand te houden. Niet-productieve oppervlakte en landschapselementen zijn bijvoorbeeld groene braak, bufferstroken, gras- en akkerranden, oeverranden, sloten, houtopstanden en houtwallen.
Hierbij zijn drie mogelijkheden voor de minimumeisen voor niet-productieve oppervlakte:
- 4% van de oppervlakte bouwland;
- 7% van de oppervlakte bouwland bestaande uit:
- minimaal 3% niet-productieve oppervlakte of landschapselementen;
- maximaal 4% vanggewassen of stikstofbindende gewassen. Beide hebben een weegfactor van 0,3.
- 7% van de oppervlakte bouwland bestaande uit:
- minimaal 3% niet-productieve oppervlakte of landschapselementen;
- maximaal 4% met maatregelen die ook binnen de ‘ecoregeling’ meetellen.
De tweede en derde optie zijn grotendeels gelijk aan elkaar. Het belangrijke verschil is dat de bij de derde optie genoemde maatregelen ook ingezet kunnen worden binnen de ‘ecoregeling’. Als deze maatregelen worden toegepast binnen de conditionaliteit, dan mogen deze maatregelen ook meetellen bij het puntensysteem van de ‘ecoregeling’.
Op dit moment is nog niet bekend of de eventuele verplichte bufferstroken langs sloten (zie GLMC 4) ook ingezet kunnen worden om aan de conditionaliteit te voldoen. Als de bufferstroken (in bepaalde gebieden) verplicht worden, is dit echter wel de verwachting, omdat bestaande sloten en landschapselementen ook mee mogen tellen. Daarnaast kunnen op dit moment, onder voorwaarden, ook de verplichte teeltvrije zones, zoals akkerrand, meetellen binnen de huidige EA-vergroeningseis (ecologisch aandachtsgebied).
Effecten op bedrijfsniveau
Van diverse GLMC’s is nog lastig aan te geven wat de effecten op bedrijfsniveau zullen zijn. Dit hangt grotendeels af van de exacte Nederlandse invulling. Dit geldt ook voor GLMC 9 ‘Niet-productieve oppervlakte of landschapselementen’.
Om de basispremie te kunnen ontvangen, moet een bedrijf aan de conditionaliteit voldoen. In vergelijking met het huidige GLB moet een bedrijf, afhankelijk van de situatie, (veel) meer doen voor minder steun. Dit geldt, zoals het nu lijkt, met name voor akkerbouwers, maar zal erg bedrijfsspecifiek zijn.
Alleen bedrijven die aan de voorwaarden voor de basispremie (conditionaliteit) voldoen, kunnen deelnemen aan de ecoregeling en/of ANLb. Bij de overweging om aan de conditionaliteit te voldoen om basispremie te kunnen ontvangen, moet u ook dit aspect meewegen. Gezien de hoogte van de ingeschatte basispremie blijft het waarschijnlijk voor de meeste bedrijven interessant om te opteren voor de basispremie.
Meer informatie of advies
Wilt u meer informatie of advies over de voorwaarden voor de basispremie? Neem contact op met Wim Dirks, bedrijfsadviseur, via telefoonnummer 040-2942773 of stuur Wim een e-mail.